Ga naar de inhoud van deze pagina.
Begroting 2025 Begroting (test Bjorn)

Aandachtspunten provincie Zuid-Holland

Net als vorig jaar heeft de provincie Zuid-Holland dit jaar geen begrotingscirculaire uitgebracht. De reden hiervoor is dat de kaders en specifieke onderwerpen ten opzichte van voorgaande jaren ongewijzigd zijn. De kaders met betrekking tot het inzetten van reserves om structurele lasten te dekken zijn verruimd. Deze begroting is opgesteld conform de regelgeving Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en de geldende aandachtspunten van de provincie.

Inzet algemene reserve ter dekking structurele lasten

De provincie baseert het toezichtregime (preventief of repressief) op basis van een onderzoek naar het structureel sluitend zijn van het vast te stellen begrotingsjaar. Bij preventief toezicht dient de gemeente vooraf toestemming aan de provincie te vragen voor het doen van uitgaven. Bij repressief toezicht wordt door de gemeente achteraf via de jaarrekening een verantwoording afgelegd. Onder structureel sluitend wordt verstaan dat structurele uitgaven worden gedekt door structurele inkomsten.

Indien het begrotingsjaar niet structureel sluitend is, accepteert de provincie als alternatief een structureel sluitend meerjarenperspectief (de laatste jaarschijf van de meerjarenbegroting moet dan structureel sluitend zijn). Indien hier niet aan wordt voldaan valt de gemeente onder preventief toezicht.

In de begroting dient de gemeente een overzicht te geven van de incidentele uitgaven en inkomsten en van de incidentele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves. Dit overzicht is in feite bepalend voor de provincie om te onderzoeken of de gemeente structureel sluitend is. Het provinciaal toezicht richt zich in het onderzoek vooral op de inzet van reserves ter dekking van uitgaven binnen de begroting. De provincie hanteert een strik regime dat een reserveonttrekking alleen als toegestane dekking worden geaccepteerd als er sprake is van te dekken kosten, die incidenteel van aard zijn.

Na overleg is tussen de fondsbeheerders, de VNG, het IPO en de financieel toezichthouders overeengekomen, dat gemeenten reserves en overschotten kunnen inzetten voor het dekken van structurele lasten. Hierdoor kunnen gemeenten vanaf volgend jaar het surplus in de algemene reserve (de reserve waar geen bestemming aan is gegeven) aanwenden voor het dekken van structurele exploitatielasten. Van dit vrij besteedbare deel, het surplus, mogen gemeenten 10% inzetten voor structurele lasten. Dit onder de voorwaarde dat de solvabiliteit van de gemeente groter of gelijk aan 20% is en blijft. Dit deel wordt dan tot ‘structurele baat’ bestempeld. Ook moet het weerstandsvermogen naar het oordeel van de toezichthouder (de provincie) voldoende zijn, gebaseerd op een adequate risico-inventarisatie. Hiermee kan de gemeente onder repressief toezicht van de provincie blijven.